De vroege meerstemmigheid

 

 

De meerstemmigheid, een van de meest in het oog springende kenmerken van de Westerse muziek, heeft zich niet ontwikkeld in de wereldlijke muziek maar in de kerkmuziek. De eerste ontwikkeling hiervan vond waarschijnlijk plaats in de kloosterscholen.

 

Zingen in parallellen:

Door het combineren van jongensstemmen met de mannenstemmen ontstond een vorm van meerstemmigheid die wij zingen in parallelle octaven noemen.

 

Parallelle octaven

 

Een van de vroegste beschrijvingen van meerstemmigheid is te vinden in de 'Musica Enchiriadis' (rond 890), ontstaan in het kloostermilieu. Dit anonieme traktaat is geen verzameling composities maar een beschrijving van de wijze waarop een meerstemmige versiering van het Gregoriaans kan worden geïmproviseerd. Bij dat versieren is het belangrijk dat bepaalde imperfecte samenklanken worden voorkomen. Met name de tritonus (overmatige kwart, verminderde kwint) was zo'n imperfecte samenklank, die de "diabolus in musica" werd genoemd. Deze samenklanken laten zich niet in eenvoudige getalsverhoudingen uitdrukken.

De samenklanken die wel in aanmerking komen, zijn de door Pythagoras om hun mooie getalsverhoudingen als perfect bestempelde: octaaf, kwint en kwart (1:2:3). Zo worden ze ook beschreven in dit traktaat: het octaaf klinkt het meest open en is daarom de eerste en belangrijkste samenklank. De kwint komt als tweede, de kwart als derde. Het zijn deze samenklanken die tot aan de Renaissance allesbepalend zouden zijn.

 

Parallel organum:

Een Gregoriaanse melodie (vox principalis = hoofdstem) wordt begeleid door een stem die dezelfde melodie een kwart lager zingt (vox organalis = toegevoegde stem). Door een van beide of beide stemmen in het octaaf te verdubbelen komt men tot een geheel van parallelle octaven, kwinten en kwarten. Dit wordt het parallelle organum genoemd (de term organum betekende aanvankelijk niets meer dan 'meerstemmige compositie'). De kwart- en kwintintervallen brengen samenklanken teweeg die imposant klinken in gebouwen waarin de klanken vrijelijk kunnnen weergalmen, zoals in de middeleeuwse kathedralen.

fragment uit de hymne Pange Lingua (Tantum Ergo)

 

 

Zwevend organum:

Om de overmatige kwarten, die niet rein klinken te vermijden (diabolus in musica), wordt de techniek van de zijdelingse beweging geïntroduceerd.

Aan het begin van een organum wordt bijvoorbeeld eerst een prime, secunde en terts gezongen voordat men weer in parallelle kwarten of kwinten begint te zingen. Aan het einde van het organum gebeurt dan het omgekeerde.

(V.P. = Vox Principalis, V.O. = Vox Organalis)

 

 

 

 

 

Melismatisch organum

Het melismatisch organum is begin 12e eeuw ontstaan. Hierbij wordt de oorspronkelijke melodie nog steeds gezongen door de eerste stem, maar deze gaat in lange noten zingen. Deze 'cantus firmus' heet nu geen 'vox principalis' meer, maar tenor (latijn: tenor = 'de voortduur, het aanhouden'). De tweede stem zingt nu daarboven in melismen, in versierde stijl en is melodisch en ritmisch vrijer dan de tenor. Deze stem heet nu duplum (uit het latijn: 'het dubbele'). Deze stijl werd veel toegepast te Saint Martial bij Limoges in Frankrijk, en te Santiago de Compostella in Noord-Spanje.

 

 

 

Vrij organum

In deze vorm van organum treft men verschillende bewegingen der beide stemmen ten opzichte van elkaar aan: zijdelingse beweging, tegenbeweging, parallelle beweging.

Zingen in tegenbeweging: Als de Gregoriaanse melodie (de vox principalis) omhoog gaat, dan gaat de begeleidende stem (de vox organalis) omlaag en omgekeerd.

In het volgende geluidsfragment (Nostra phalanx - Codex Calixtinus, Santiago de Compostela, 12e eeuw) is de tegenbeweging duidelijk te horen.

 

Nostra phalanx plaudat leta
Hac in die, qua athleta
Cristi gaudet sine meta
Iacobus in gloria
Angelorum in curia.

 

Quem Herodes decollavit,
Et id circo coronavit
Illum Cristus et ditavit
In celesti patria
Angelorum in curia.

 

Cuius corpus tumulatur
Et a multis visitatur
Et per illud eis datur
Salus in Gallecia
Angelorum in curia.

 

Ergo festum celebrantes,
Eius melos decantantes
Persolvamus venerantes
Dulces laudes domino
Angelorum in curia.